-
1 pull a job
-
2 job
n. Jobjob1[ dzjob] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 baan(tje) ⇒ vak, job, taak3 zaak(je) ⇒ handel(tje), zwendel(tje)♦voorbeelden:have a job to get something done • aan iets de handen vol hebbenmake a (good) job of something • iets goed/grondig afwerkenon the job • aan/op het werk, bezigout of a job • zonder werk, werkloosmake the best of a bad job • ergens nog het beste van makenhe's gone, and a good job too • hij is weg, en maar goed ook¶ that should do the job • zo/daarmee moet het lukkenit was just the job • het kwam precies van pas→ odd odd/————————job2〈 jobbed〉♦voorbeelden:2 manoeuvreren ⇒ ambtsmisbruik plegen, vriendjespolitiek bedrijven♦voorbeelden: -
3 crack a crib
een kraak zetten, inbreken -
4 crib
n. wieg, babybed; trog; krat; kopie; diefstal; vertaling--------v. spieken, afkijken, jatten, overschrijvencrib1[ krib]2 krib ⇒ voederbak, ruif5 〈voornamelijk Brits-Engels; informeel〉afgekeken antwoord/oplossing ⇒ spiekwerk, plagiaat♦voorbeelden:————————crib2〈 informeel〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский